De Staande Hoek is een wijdbeense vooroverbuiging waarbij je meestal je vingers achter je rug verstrengelt en je armen zo ver mogelijk richting de grond brengt. Dat laatste is voor de één ’n makkie en voor de ander onmogelijk. Yogadocente Anat Geiger legt uit wat de anatomie van de schouders daarmee te maken heeft. 

schouders

Anatomie-expert Anat: ‘In de yogawereld wordt spierspanning vaak aangewezen als oorzaak waarom een houding niet lukt. Dat kan inderdaad een reden zijn. Maar de tweede fysieke reden die een pose onmogelijk maakt, is botcompressie. Dit houdt in dat je botten op elkaar duwen als je dieper in een houding wilt komen. Door training kunnen je spieren soepeler worden, maar de vorm van je botten en hoe de botten zich ten opzichte van elkaar verhouden, daar kun je niets aan veranderen. 

Waar je bij de Staande Hoek (Prasarita Padottanasana) mee te maken hebt, is variatie in de vorm van het schouderblad. En dan met name het schouderdak, dat boven de gewrichtskom uitsteekt. Als je je een voorstelling maakt van waar het bot van je bovenarm zich bevindt ten opzichte van het schouderdak, kun je je misschien ook voorstellen dat in sommige gevallen de botten op elkaar duwen zodra je je handen achter je rug samenbrengt en je armen in deze vooroverbuiging zo ver mogelijk naar beneden wilt krijgen. Als reactie daarop schieten je vingers los. 

Andere poses waarbij hetzelfde gebeurt zijn bijvoorbeeld de Brug (Setu Bandhasana) en de Ploeg (Halasana). Als dat gebeurt, moet je je eigenlijk afvragen: wat is de functie van deze houding? Dat is: schouders uitdraaien en de voorkant van de schouders stretchen. Een riem vastpakken, zoals Mariska doet, maakt dit mogelijk. Het is niet conform het esthetische ideaal, maar het maakt de houding wel effectief en dat is veel interessanter. Dat is waarom we yoga doen. Om het volledige potentieel van een houding te ervaren.’  


Verschillen in de anatomie van de schouders

KATRIN (34, zangeres en yogadocente, links op de foto hierboven):  

‘Door yoga zijn mijn spieren in de loop der jaren soepeler geworden, maar ik heb altijd wel veel ruimte in m’n schouders gehad. Als kind speelde ik graag circusje met allerlei bewegingen waarbij ruimte in de schouders goed uitkomt. Voor yoga heb ik ook een “makkelijk” lijf. Er zijn weinig houdingen waarbij ik merk dat mijn botten tegen elkaar aan duwen, waardoor het niet mogelijk is om in een bepaalde houding te komen. Bij deze houding kan ik makkelijk mijn vingers met elkaar verstrengelen en helemaal vooroverbuigen. Omdat ik met yoga ben begonnen bij Anat, weet ik dat het niet belangrijk is of je een houding volgens het perfecte plaatje kunt doen. Een houding is “goed” als ze datgene doet waarvoor ze bedoeld is. In mijn eigen lessen zie ik dat ieder lichaam uniek is en dat iedereen iets anders nodig heeft om uit een yogahouding datgene te halen waarvoor de houding bedoeld is.’

MARISKA (35, stewardess en yogadocente, rechts op de foto bovenin):   

‘Zodra ik mijn armen strek en richting de grond wil brengen, schieten mijn handen los. Eigenlijk heb ik dat bij elke houding die je kunt verzinnen waarbij je achter je rug je vingers moet verstrengelen. Ik heb lang gedacht dat mijn spieren niet soepel genoeg waren, hoewel ik aan de voorkant van mijn schouders geen stretch voelde. Tijdens de teacher training van Anat kreeg ik een yogariem aangereikt. 

In plaats van mijn vingers in elkaar te vouwen, hield ik de riem vast. Zo kon ik mijn armen veel verder naar beneden brengen. En belangrijker: ik voelde nu de stretch in mijn schouders! Dat voelde zó lekker dat ik het jammer vond dat ik niet eerder wist wat voor verschil een riem kan maken. Voorheen hebben yogadocenten weleens aan mijn armen getrokken om me dieper in de houding te krijgen, maar dat was niet de oplossing.’

Als ze een riem vasthoudt, kan Mariska haar schouders uitdraaien en stretchen:

Beeld: Saskia van Osnabrugge